Restvloeistoffen omvat alle water, belast met gewasbeschermingsmiddelen, dat ontstaat voor, tijdens of na het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen. Restvloeistoffen kunnen reeds ontstaan bij het morsen tijdens het vullen van het spuittoestel op een verhard oppervlak op het bedrijf. Als het gemorste gewasbeschermingsmiddel worden weggespoeld met de lans of via de regen, ontstaat er water belast met gewasbeschermingsmiddelen. Restoplossing in de spuittank na de bespuiting en het spoel- en reinigingswater van het spuittoestel zijn ook restvloeistoffen. Ook vloeistoffen afkomstig van de reiniging van een vul- en spoelplaats van het spuittoestel worden aanzien als restvloeistoffen.
Restvloeistoffen komen vaak in de waterloop terecht en vormen nog steeds de belangrijkste bron van puntvervuiling van het oppervlaktewater. Te hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater zijn schadelijk voor het waterleven en het milieu. Tevens leiden te hoge residuwaarden tot strengere maatregelen m.b.t. gebruik van het product of zelfs tot het verlies van de producterkenning. Vandaar is het uitermate belangrijk om restvloeistoffen in eerste instantie te voorkomen en indien dit niet kan te verwerken, zodat ze niet in een waterloop kunnen terechtkomen.